NEDERLAND - Gevangenen moeten vanaf dag één in de gevangenis werken aan hun veilige terugkeer in de samenleving. Het kabinet wil terugval in de criminaliteit verminderen door gedetineerden al binnen de gevangenismuren te leren hun verantwoordelijkheid te nemen. Dat is de kern van de visie op gevangenisstraffen ‘Recht doen, kansen bieden’, die minister Dekker (Rechtsbescherming) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het kabinet wil met de maatregelen uit deze visie straffen geloofwaardiger uitvoeren, het gedrag van een gevangene meer centraal stellen en daarmee de kans op recidive verkleinen.

“We gaan gedetineerden nadrukkelijker aanspreken op hun verantwoordelijkheid om hun gedrag aan te passen. Ze moeten dus aan de bak. Wie meewerkt krijgt kansen, wie weigert vangt bot. Daar staat tegenover dat we gedetineerden die zich van hun beste kant laten zien, ook gaan helpen om zich voor te bereiden op een veilige terugkeer in de maatschappij. Bijvoorbeeld door ze vaardigheden bij te brengen of een diploma te laten halen”, aldus minister Dekker. Om de gevangenisstraf en de cruciale periode erna zo effectief mogelijk vorm te geven, gaat het gevangeniswezen intensiever samenwerken met partners als reclassering, zorginstellingen en gemeenten. Het personeel krijgt onder meer via scholing de mogelijkheid om effectiever de veiligheid in de gevangenis te handhaven, gedetineerden te begeleiden en zich beter te beschermen tegen ongewenst gedrag.

Gedrag telt
Het kabinet verwacht van gedetineerden dat ze vanaf dag één in de gevangenis actief aan de slag gaan om hun leven op orde te krijgen. Arbeid in detentie wordt daarbij belangrijker. Minister Dekker: “Werken is gezond. Het leert gedetineerden discipline aan en het geeft ze arbeidsethos. Daarbij bieden we ze de kans nieuwe dingen te leren waar ze straks na detentie ook weer wat aan hebben”. In de gevangenis zijn professionele arbeidsbedrijven waar gedetineerden diploma’s kunnen halen. Ook leren ze nieuwe vaardigheden. Denk aan hulp bij het opstellen van een cv, het leren van de Nederlandse taal of hoe je een sollicitatiegesprek moet voeren.

Goed gedrag wordt beloond, slecht gedrag bestraft. In het zogenoemde detentie- en re-integratieplan dat bij binnenkomst wordt gemaakt, komen voortaan gegevens van andere partijen, zoals reclassering en gemeenten. In het plan staan concrete gedragsdoelen en afspraken over onder meer werk, huisvesting en schuldsanering. Zo is voor alle partijen duidelijk wat de gedetineerde te doen staat en welke begeleiding daarbij nodig is, rekening houdend met de specifieke mogelijkheden en beperkingen van de betreffende persoon. Daar staat tegenover dat mensen in het gevangeniswezen meer mogelijkheden krijgen om op te treden tegen wangedrag.

Gedetineerden krijgen de kans om vrijheden te verdienen waarbij ze van een basis- in een plusprogramma komen. Er komt een beter instrument dan nu het geval is om te beoordelen wie daarvoor in aanmerking komt. Het plusprogramma biedt re-integratietrainingen en uitzicht op vrijheden zoals verlof. Het algemeen en regimegebonden verlof wordt afgeschaft. Verlof zal dus in de toekomst niet meer vrijblijvend zijn. Daarvoor wordt een nieuwe vorm van verlof geïntroduceerd, het re-integratieverlof. Dit is sterker gekoppeld aan doelen, zoals een identiteitskaart regelen of werken buiten de muren van de gevangenis. Pas als een gevangene zich inzet voor zijn veilige terugkeer en zich verantwoordelijk gedraagt, kan hij dit verlof krijgen. Dekker: “Door het doel dat aan het verlof gekoppeld is, kan een gedetineerde zelf laten zien dat hij bereid is zijn leven te veranderen. Zo kan hij vrijheden verdienen”.

Gevangenen die tegen het einde van hun straf een positieve verandering hebben laten zien, kunnen aan het werk buiten de gevangenis. Ze slapen dan wel in de gevangenis. Dit gebeurt in een zogeheten beperkt beveiligde afdeling (BBA) die worden uitgerold over heel Nederland. Ervaringen op kleine schaal in het verleden laten zien dat gedetineerden hierdoor beduidend minder terugvallen in crimineel gedrag.

Straf is straf
Ook bij de voorwaardelijke invrijheidstelling gaat gedrag een grotere rol spelen. Op dit moment wordt een gedetineerde bijna altijd voorwaardelijk in vrijheid gesteld, ook als hij zich niet goed gedraagt. Daarom wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling minder vrijblijvend en minder vanzelfsprekend. Een individuele beoordeling van iedere gedetineerde komt centraal te staan. Het gedrag over een langere periode wordt bepalend voor een voorwaardelijke invrijheidstelling. Het openbaar ministerie weegt naast dit gedrag in de gevangenis, ook de risico’s en de belangen van slachtoffers mee in haar beslissing.

Daarnaast wordt de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor zware gevangenisstraffen verkort. Als een gedetineerde straks in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, dan is dat maximaal twee jaar voor het einde van zijn straf. De periode van twee jaar staat niet op zichzelf: begeleid werken aan gedragsverandering en re-integratie begint al in detentie. Als het nodig is om langer toezicht te houden, zijn er wettelijke mogelijkheden om daar voor te zorgen, zoals de verlenging van de proeftijd. De consultatieperiode van het wetsvoorstel over de voorwaardelijke invrijheidsstelling is inmiddels afgerond en het wetsvoorstel gaat binnenkort naar de Raad van State.

Veilige terugkeer
Er wordt meer en intensiever samengewerkt met gemeenten en andere partners zoals vrijwilligers en de reclassering om een veilige terugkeer te bewerkstelligen en recidive te verminderen. Dat gebeurt onder andere door de introductie van een uitgebreidere screening bij binnenkomst. Verder wordt de aanwezigheid van de reclassering in de gevangenissen verhoogd, zodat de samenwerking met casemanagers van DJI wordt verbeterd. Experimenten hiermee zijn positief ontvangen. Ook vrijwilligers krijgen een belangrijkere rol om bijvoorbeeld te ondersteunen in het re-integratiecentrum en het geven van cursussen. Gemeenten helpen bij het op orde brengen van de basisvoorwaarden. Verder komen er betere afspraken over informatie-uitwisseling tussen reclassering, zorginstellingen en gemeenten. Zo wordt een gedetineerde beter voorbereid op het leven na de celstraf.